|
3. Rondzendbrief, september 2007
BIJEENKOMST VAN DE HOGERE OVERSTEN EN VERANTWOORDELIJKEN VOOR DE OPLEIDING – INTERNATIONALE CONFERENTIE
Eind juli/begin augustus vond de bijeenkomst van de provinciale en regionale oversten OSFS plaats in de DeSales University (Veren. Staten). Ook waren de verantwoordelijken voor de Opleiding uitgenodigd.
De vergadering begon met een uitwisseling over de vraag, wat er op dit ogenblik in de opleiding binnen onze Congregatie (intern dus) gebeurt. Graag wil ik twee aspecten daarvan naar voren halen: 1. De schriftelijke verslagen en de groepsgewijze en plenaire uitwisseling hebben duidelijk gemaakt, dat er, algemeen gesproken, binnen de Congregatie veel moeite wordt gedaan om een vruchtbare vorming aan te bieden. Er gebeurt op dit moment veel goeds! Met grote creativiteit en inzet worden de kandidaten die in onze vormingshuizen leven, ondersteund. 2. We merken, dat er in de verschillende provincies, regio’s en missiegebieden ook opvallende ver-schillen bestaan op dit gebied. Tijdens de uitwisseling is het ons duidelijk geworden, dat we in onze opleiding meer eenheid moeten nastreven en dat het goed is, richtlijnen te formuleren die ons helpen, om die grotere eenheid te bereiken.
We hebben van gedachten gewisseld over diverse voorstellen die gemeenschappelijke vormingsperiodes beogen, zoals b.v.: een gemeen-schappelijk engelstalig scholastikaat op te richten (voor álle Oblaten of voor de scholastieken, in Europa of in Pretoria); een gezamenlijke opleidings-periode te scheppen op internationaal niveau; een internationale Obla-tengemeenschap in Frankrijk te vormen (met de mogelijkheid, zich in Salesiaanse thema’s te verdiepen). In het algemeen hebben deze voorstellen niet veel steun gevonden. Het zijn altijd weer praktische problemen (verschillen in taal en cultuur, het gevaar van een niet in de cultuur gewortelde vorming, financiële of aan de zielzorg verbonden moeilijkheden) die worden naar voren gebracht als factoren die een vormingsprogramma als beoogd in de weg zouden staan.
Maar ook wanneer wij enerzijds vaststellen, dat het onmogelijk is, ons tot de hiervoor aangeduide wegen te verbinden, zijn anderzijds twee zaken glashelder: 1. We moeten ermee doorgaan, naargelang de noodzaak en de mogelijkheden, ervaring op te doen in wederkerige hulp bij gezamenlijke opleidingsprogramma’s dichter bij huis. Enkele voorbeelden: in Pretoria bestaat al langere tijd een scholastikaat met jonge medebroeders uit Zuid-Afrika, Namibië en Benin; er zijn al novicen uit Italië en Frankrijk geweest die hun noviciaat in Brazilië hebben doorgebracht; provincies en regio’s die onderweg zijn naar een fusie, bezitten al gezamenlijke vormingsprogramma’s. 2. Er is sprake van een vaste wens om in de opleiding met meer eenheid te werk te gaan; dit blijkt uit de beslissing om gemeenschappelijke richtlijnen en oriëntatiepunten voor de opleiding uit te werken.
Daarnaast stellen wij vast, dat wij beschikken over een zeer groot en rijk Salesiaans erfgoed. We stoten op een grote menigte en verscheidenheid aan materiaal dat in de opleiding gebruikt kan worden. Dankzij Gods genade hebben wij het voorrecht, zo’n rijke en unieke geestelijke schat geërfd te hebben. We voelen de noodzaak aan, materiaal bijeen te zoeken en op geschikte wijze ten dienste te stellen aan het vormingsprogramma van nieuwe Oblaten.
ALGEMENE COÖRDINATOR VAN DE VORMING
Eén van directe resultaten van de bijeenkomst was de beslissing van de Generale Raad, Pater Lewis Fiorelli te benoemen tot algemeen coördinator van de vorming. Dit is een nieuwe functie, die noodzakelijk blijkt te zijn op dit moment van onze geschiedenis. In deze functie neemt Pater Fiorelli drie duidelijk omschrijfbare taken op zich:
1. Het coördineren van de geleidelijke formulering van leidende be-ginselen in de Salesiaanse spiritualiteit en in het Oblatenleven. Hierin zullen oriënterende hulpmiddelen worden opgenomen voor de drie stappen in de vorming: postulaat, noviciaat en tijdelijke geloften (postnoviciaat). De leidende beginselen voor elk van deze opleidingenfasen zullen als inhoud hebben: de formulering van een doel voor die fase, de vaststelling van een minimale Salesiaanse inhoud, in die fase uit te werken, en het verwijzen naar beschikbare en nuttige Salesiaanse bronnen, weer voor díe fase. Pater Fiorelli zal een eerste schets uitwerken, die toegezonden wordt aan de hogere oversten en de verantwoordelijken voor de vorming, die er dan hun bijdrage aan het proces aan kunnen toevoegen. Bij een komende vergadering van provinciale en regionale oversten zullen wij het document dan officieel goedkeuren. Het spreekt vanzelf, dat de bedoelde leidende beginselen in overeenstemming dienen te zijn met wat onze Constituties over de opleiding bepalen.
2. Beoordeling van vooral de Salesiaanse elementen in de opleiding binnen de afzonderlijke provincies en regio’s; bereidheid om iedere provincie of regio van dienst te zijn die in haar vorming hulp nodig heeft m.b.t. bepaalde thema’s binnen het geheel van de Salesiaanse vorming.
3. Het onderzoeken van de mogelijkheid om in de toekomst voor de vormingsleiders in de Congregatie rond het thema “Vorming” een Salesiaans georiënteerde bijeenkomst te beleggen. Deze mogelijkheid wordt met de Generale Raad besproken en vastgesteld.
Ik wil deze gelegenheid gebruiken om mijn hartelijke dank uit te spreken aan mijn voorganger, Pater Lewis Fiorelli, die zich bereidwillig ten dienste van de Congregatie stelt op het terrein van de opleiding, voor ons van de hoogste prioriteit. Moge deze dienst van Pater Fiorelli door de H. Geest worden begeleid!
OP HEILIGE BODEM STAAN
Alweer bijna op het einde van de beschreven bijeenkomst werd iedere deelnemer uitgenodigd om te vertellen, wat voor hem bij deze vergadering het belangrijkst was. Daarop zei een medebroeder, dat hij zich ervan bewust was geworden, dat wij juist op dit moment op heilige bodem staan.
Dit was een heel toepasselijke opmerking. Er lag veel wijsheid, en in het bijzonder góddelijke wijsheid in opgesloten. Als Oblaten hebben wij vast op een bepaald moment van onze werkzaamheid de ervaring opgedaan, dat de menselijke persoon een geheim is. En dat betekent tegelijk, dat deze ons volle respect verdient. Als Pater Brisson de Oblatenpaters vraagt, voor een penitent te bidden nog voordat hij zijn biecht spreekt, was hij zich zeker bewust van het geheim dat in iedere menselijke persoon gelegen is.
Dit geldt bijzonder, wanneer het erom gaat, iemand te helpen die naar ons toekomt en de wens uitspreekt, Oblaat te worden. Wat heeft deze jongeman ertoe gebracht, ons te benaderen? Wat leeft er in zijn hart? Welke ervaringen hebben op zijn leven hun stempel gedrukt? Wat zijn zijn dromen, zijn idealen? Welk werk brengt God op dit moment in deze persoon tot stand?
Vormingsleider zijn betekent in wezen: de vormeling te helpen om de wil van God m.b.t. zijn leven te leren kennen en vast te stellen, of zijn persoon zodanig in elkaar zit, dat hij de consequenties van het gewijde leven kan aanvaarden. Dit is een edele taak, maar ze is dikwijls niet licht en heeft vele kanten. Als men dan zegt, “op heilige bodem te staan”, betekent dit, zich bewust te zijn dat God de vormeling oneindig meer kent en bemint dan wij hem kennen en beminnen. En nog méér: God kent de vormeling veel beter en bemint hem oneindig meer dan die zichzélf kent en bemint. De vormeling is voor de leidsman een heilige werkelijkheid, een heilige bodem, waarop God zijn liefdeswerk al begonnen is.
Dit vraagt erom, dat de leidsman een constant persoonlijk leven van eenheid met God beoefent. Wil zijn opgave werkzaam zijn, dan vordert dat eigenschappen als deemoed, diep respect tegenover de persoon van de vormeling, geduld en vooral een in Christus zijn middelpunt vindende liefde. De opdracht van de leidsman bestaat in wezen hierin, de vormeling te helpen om naar de stem van de Geest te luisteren, de wil van God m.b.t. zijn leven te ontdekken en te aanvaarden. Deze ontdekking moet de vormeling doen voor het aangezicht van God. De leidsman stelt zich bij dit ontdekkingsproces in dienst van de vormeling. Anderzijds probeert ook de Congregatie helderheid te krijgen omtrent de weg van de vormeling. Pater Peter Ryan SJ, onze begeleider op deze bijeenkomst, heeft ons erop bedacht gemaakt, wélke taak de Congregatie in dit onderscheidingsproces heeft en wélke die van de vormeling zelf is.
Onze medebroeder Alexander Pocetto heeft ons een “Salesiaanse visie op de heiligheid: een spiritualiteit van het onvolmaakte” voorgehouden. Het ervaren van onvolmaaktheid is een deel van ons dagelijks leven. Een medebroeder die in de opleiding werkt, krijgt bij allerlei gelegenheden met deze ervaring te maken; dat brengt zijn vragen met zich mee. In de vorming doen we dikwijls de ervaring op, meer vragen te hebben dan antwoorden. Deze vaststelling mag ons niet verleiden tot gemakzucht en we mogen er ook geen uitnodiging in zien, met de werkelijkheid van de vorming zoals ze op dat moment is, tevreden te zijn. “Wanneer we er werkelijk op bedacht waren, zouden we ons niet verwonderen, bij onszelf op armzalige dingen te stoten of op iets dat uitgeroeid moet worden. Daar zijn we nooit mee klaar; men moet telkens opnieuw beginnen en zelfs gráág opnieuw beginnen”, zegt de HFvS (Brief 1049).
Wie zich lang aan de taak van de vorming wijdt, stelt zich normaal gesproken de volgende vraag: veranderen de aangeboden jaren van vorming werkelijk het leven van de vormeling en brengen ze hem ertoe, de Salesiaanse waarden in zijn leven wortel te doen schieten? Of heeft de vorming uitsluitend als gevolg, dat hij wat uiterlijke omgangvormen over-neemt, die de maatschappij van een kloosterling verwacht? Deze vraag naar de effectiviteit van de opleiding is een grondprobleem, waarop we een antwoord moeten vinden. We hebben hier te maken met een tamelijk veelzijdig thema, waaraan vandaag de dag veel studies en onderzoekingen gewijd worden. Het gaat daarbij dan om de onbewuste krachten die wij allen in onze bagage meedragen. Het proces van het onderkennen van iemands roeping let normaal gesproken op de elementen die bewúst in de persoon van de vormeling aanwezig zijn: dat dus wat hij over zichzelf weet. Wat echter te zeggen van de realiteiten die ónbewust in hem aanwezig zijn? Deze spelen ook bij beslissingen hun rol, en vaak oefenen ze een tamelijk sterke invloed uit op het leven van de vormeling, zoals dat bij ons allemaal het geval is. Eén ding is zeker: hoe beter een kandidaat zijn innerlijke werkelijkheid kent, des te vrijer is hij; hij is des te beter in staat, vaste en duurzame beslissingen te nemen. Het is van wezenlijk belang en bevrijdend, de vormeling te helpen om zichzelf beter te leren kennen en zijn eigen werkelijkheid te aanvaarden. Het rust hem toe om met grote innerlijke vrijheid besluiten te nemen.
Tegenwoordig moeten we bovendien nog op de volgende twee zaken letten. Allereerst leven er in onze verschillende opleidingshuizen vormelingen uit andersoortige en onderscheiden culturen. Bovendien komen sommigen ook nog uit verschillende landen. Dit eist van de leiders een heel bijzondere aandacht voor de diverse culturen. Deze verscheidenheid is enerzijds een rijkdom en anderzijds een uitdaging. Vervolgens zien we, dat in de oplei-dingshuizen kandidaten wonen van gevorderde leeftijd. Dit eist van de leiders een meer toegespitste en individueel gerichte begeleiding, naargelang de levensgeschiedenis en de persoonlijkheid van de kandidaten.
Het zijn voor de vormingsleiders evenzoveel uitdagingen om aan hun eigen manier van opleiden een goede verdere invulling te geven.
De teksten van de Internationale Bijeenkomst in de DeSales University
zijn te vinden op de volgende internetpagina:
www4.desales.edu/SCFC/NEWSITE/OSFS_Conf-0807.htm
HET INTERNATIONALE SCHOLASTIKAAT IN PRETORIA
Het kan worden beschouwd als praktisch resultaat van ons streven, verder te komen in de wederzijdse ondersteuning bij de vorming, dat Pater Frank Danella zich op dit moment voorbereidt om naar Pretoria (Zuid-Afrika) te reizen. Hij heeft een langdurige ervaring in het vormingswerk als scho-lastikaatsleider in zijn provincie (Wilmington-Philadelphia). Hij is ook professor in de pastorale theologie. Vanaf komend jaar zal hij hulp bieden in het scholastikaat van Pretoria, waar op dit moment scholastieken wonen uit de beide regio’s van Afrika (Zuid-Afrika en Namibië). In het verleden zijn er in dat huis ook al scholastieken uit Benin geweest en het is de bedoeling, dat er opnieuw jonge Oblaten uit Benin heengaan, om hun filosofische en theolo-gische studies te doen. Wij zijn Pater Danella en zijn provincie, die hem voor deze dienst buiten de provincie heeft vrijgesteld, onmetelijk dankbaar. Laten we erom bidden, dat de aanwezigheid van Pater Danella vruchten draagt voor de jonge medebroeders en voor de hele Congregatie.
HUIDIGE STAND VAN DE CAUSA VAN PATER BRISSON
In oktober zullen kardinalen en bisschoppen van de Congregatie voor de Heiligverklaringen bijeenkomen. Men heeft ons verzekerd, dat een van de agendapunten is: de huidige stand van de Causa (het proces) van onze Stichter. Als de heldhaftigheid van de deugden van Pater Brisson erkend en door de paus bevestigd wordt, zal onze Stichter “Eerbiedwaardig” zijn.
Op dit bijzondere moment herhaal ik mijn verzoek aan ieder van jullie, beste medebroeders, met volharding te bidden voor de zaligverklaring van de Hoogeerwaarde Pater Louis Brisson.
DE MISSIE IN INDIA
In mei heb ik met vreugde de medebroeders in India bezocht, met wie ik al een keer bijna drie weken samen was geweest. Ik moet toegeven, dat ik met gevoelens van vreugde en dankbaarheid vandaar vertrokken ben. Natuurlijk zijn er uitdagingen en moeilijkheden. Maar de geest van verantwoordelijkheid en het betrekken van alle medebroeders bij de opinievorming m.b.t. de missie in India gaven me de zekerheid, dat wij op de goede weg zijn. Het persoonlijke gesprek met iedere medebroeder die ik maar kon ontmoeten heeft bewezen, dat ze allemaal in dit proces betrokken zijn en dat ze de uitdaging voelen om hun bijdrage te leveren. De fase van dit moment, waarin erover wordt nagedacht, aan welke soorten van pastoraal werk onze medebroeders zich in de toekomst zullen wijden, vordert de gewetensvolle inschakeling van elke medebroeder. Op de agenda bij dat overleg staan naast elkaar: werkzaamheden in parochies of scholen of ook in andere taakgebieden. De kwestie of India zich in de toekomst economisch op de been zal kunnen houden, wordt op zeer realistische wijze besproken; dit wijst op de ernst waarmee de medebroeders de concrete situatie van onze missie in ogenschouw nemen. De resultaten van de wijziging in het vormings-programma waartoe enige jaren geleden besloten werd, zullen pas in de toekomst zichtbaar worden. De beslissing om nu te beginnen met de bouw van het noviciaatshuis in Eluru/Andhra Pradesh – een regio waar wij nog niet aanwezig waren – laat iets zien van de missionaire geest, die ons uitstrooit en naar nieuwe gebieden voert. Er zijn op dit moment twaalf Indische mede-broeders met eeuwige geloften, waarvan er al tien priester zijn gewijd. Binnenkort zal de elfde priester worden en zullen weer twee medebroeders hun eeuwige geloften afleggen. We willen dit alles met gebed begeleiden.
Bij het vertrek van Pater Sebastian Leitner uit India werd Pater Matthew Mukkath benoemd tot nieuwe gedelegeerde van de Algemeen Overste voor de Missie in India. Pater Josef Költringer zal naar India teruggaan, om daar in de komende jaren mee te helpen. Hij heeft al een aantal jaren in de Missie van India gewerkt, voordat hij naar de Filippijnen ging.
Je ervaring en wijsheid, Pater Josef, zullen ongetwijfeld een belangrijke hulp zijn voor de duurzaamheid van het proces dat zich ginds afspeelt. In naam van de hele Congregatie bedank ik je voor de bereidwilligheid en dienstvaardigheid, die je eens te meer toont. Ik weet dat je liefde voor Kerk en Congregatie je – vanuit een missionaire geest – beschikbaar en inzetbaar maakt waar het maar nodig is, zelfs als dit loslaten en persoonlijke offers met zich brengt. Moge God je begeleiden en moge je leven ook in de toekomst een zegen zijn!
ONZE AANWEZIGHEID EN ONZE TAAK OP DE FILIPPIJNEN: EEN LAATSTE OPROEP
In een brief die ik de hogere oversten enkele weken geleden heb gestuurd, heb ik de onzekerheid omtrent ons verder aanwezig zijn op de Filippijnen uit-eengezet.
Ik wil daarover graag een korte terugblik geven. Na een aantal jaren werken in India reisde onze medebroeder Pater Anthony Ceresko – hij is twee jaar geleden naar God teruggekeerd – naar de “Gemeenschap van het Goddelijk Woord” op de Filippijnen en doceerde als professor bijbelse theolo-gie. Het was zijn droom, dat wij op ’n dag in China zouden gaan werken. Pater Ceresko ging in op de uitnodiging van Johannes Paulus II, ons voor te bereiden op de missie in China. Bovendien wist hij dat aanwezigheid op de Filippijnen deuren voor ons opent om ons charisma en onze spiritualiteit in dat deel van de wereld – oostelijk Azië – te verbreiden. In zijn brief “De Kerk in Azië” van november 1999 zegt Joh.Paulus II: “Het is een mysterie, waarom de Heiland van de wereld, die in Azië geboren is, tot heden toe grotendeels voor de mensen van dit continent onbekend is gebleven” (nr. 2). En dan vertelt de paus over zijn droom, dat in het derde millennium van het christendom “een grote oogst aan geloof in dit wijde en vitale continent zal worden binnen-gehaald” (nr. 1). Zoals we weten, zijn er in diverse landen van oostelijk Azië vele roepingen, zowel voor religieuze Congregaties als voor de Kerk als geheel.
Twee jaar geleden heeft Pater Költringer zich bij Pater Ceresko aange-sloten en is eveneens naar de Filippijnen gegaan. Samen koesterden ze de droom, dat wij in dit deel van de wereld blijvend gevestigd zouden zijn; ze waren al van plan, met het opnemen van kandidaten te beginnen. De plot-selinge dood van Pater Ceresko heeft die droom echter onderbroken.
Begin dit jaar 2007 hebben onze medebroeders in India besloten, een medebroeder naar de Filippijnen te sturen. Tot op heden hebben Pater Bruzily Abraham en Pater Josef Költringer in Batangas in het zuiden van Manila gewoond, in een huis, dat een dame ons voor tijdelijk gebruik had aange-boden.
Pater Josef heeft de wens uitgesproken, binnen de eerste twee of drie jaar naar zijn provincie van herkomst (Oostenrijk-Zuidduitsland) terug te keren. Daardoor kunnen wij niet meer garanderen, blijvend op de Filippijnen te zijn, wat ons het recht zou geven, roepingenpastoraal te bedrijven en kandidaten op te nemen. Het is niet meer dan eerlijk, minstens een kleine garantie voor de komende jaren te geven, voor wij de dromen van jonge mensen voedsel geven, die geïnteresseerd zijn om in dat deel van de wereld Oblaat te worden. En nu Pater Josef de komende jaren in India zal zijn, is de onzeker-heid over ons verblijf op de Filippijnen alleen maar groter geworden.
Ik weet dat er een andere medebroeder is die de wens heeft geuit, in India te werken. Natuurlijk staan wij open voor medebroeders die zulk een wens koesteren, nadat alles grondig overwogen is. Wat wij echter nú nodig hebben, is minstens een medebroeder die in de opleiding kan werken en die op zijn minst de garantie biedt, dat hij langere tijd op de Filippijnen werkzaam kan zijn. Ter verduidelijking: wij hebben al op het Algemeen Kapittel van 1988 besloten, met de Missie in India te beginnen, en pas nú worden de centrale leidersfuncties in handen van Indische medebroeders gelegd. Wanneer we ertoe besluiten, te beginnen met het opnemen van kandidaten op de Filippijnen, hebben we zeker een dergelijke periode als in India nodig, wil onze missie in dat deel van de wereld op eigen benen kunnen staan.
Daarom doe ik hier een laatste oproep. Ik vraag jullie allen, in jullie gebeden en gesprekken je aandacht te richten op onze situatie op de Filippijnen en in dat deel van de wereld. Stuurt God ons werkelijk daar naar toe? Is het Gods wil, dat wij als Oblaten in dat deel van de wereld present zijn? Zijn wij ertoe uitgerust om aan het appel van Johannes Paulus II te beantwoorden, het christelijk geloof in het hart te planten van de mensen die in dat deel van onze planeet wonen?
Het gaat hier om een afweging die we geduldig en volhardend moe-ten maken. Maar we kunnen die niet eindeloos voor ons uit schuiven.
Nadat we deze thematiek een poos bekeken en afgewogen hebben, vraag ik uiterlijk eind december van dit jaar uw reactie. Tijdens onze bijeen-komst in Troyes, begin 2008, zullen we er een definitief besluit over nemen.
HET HERSTRUCTURERINGSPROCES
Ik denk dat al velen van jullie ervan op de hoogte zijn, dat op dit ogenblik twee processen aan de gang zijn waarin delen van de Congregatie worden geherstructureerd.
Het eerste proces heeft betrekking op de twee Duitstalige provincies (de Duitse en de Oostenrijks-Zuidduitse provincie). Een kleine commissie, bestaande uit medebroeders van beide provincies, coördineert het proces. Het besluit is al gevallen, dat de provincies midden 2009 verenigd zullen worden. Er zijn al diverse stappen gezet. De provincies geven samen het tijdschrift LICHT uit, er is één missieprocurator, één noviciaat en één scho-lastikaat; een kleine commissie heeft een vormingsprogramma uitgewerkt, dat al door de provinciale raadsleden van beide provincies en door de Generale Raad is goedgekeurd. Er ligt al een programma klaar voor een tweede bijeenkomst, waarvoor alle leden van beide provincies zijn uitgenodigd. De commissie die dit proces coördineert, is nu bezig met de rechtskwesties die een fusie van de provincies oproept. De medebroeders van de Zwitserse communiteit overleggen op dit moment, of ze zich al dan niet bij deze nieuwe Duitstalige provincie zullen aansluiten.
Er is een ander fusieproces bezig tussen de regio’s Keimoes-Upington en Keetmanshoop. Ook daar hebben ze een commissie, bestaande uit mede-broeders van beide regio’s, om het proces te coördineren. Deze commissie heeft een bijeenkomst van medebroeders van beide regio’s belegd in november van het afgelopen jaar te Pella. Daar werd afgesproken, dat de officiële fusie van de regio’s op 21 november 2009 zal plaatshebben. Maar deze datum is nog niet helemaal zeker. De mogelijkheid bestaat, dat de officiële datum van de fusie naar voren geschoven wordt en dat deze al zal plaatsvinden tijdens het gedenkjaar van de honderdste sterfdag van onze Stichter. De medebroeders van beide regio’s zullen zich daar tijdens hun jaarlijkse retraite, eind september, mee bezighouden. In elk geval is praktisch het gehele vormingsproces al gemeenschappelijk.
Laten we ervoor bidden, dat het werkelijk de H. Geest is die deze herstructureringsprocessen leidt. En ook, dat het in beide gevallen niet slechts tot een juridisch samengaan komt, maar dat het proces vooral de betrokken medebroeders helpt, meer één te zijn en elkaar wederkerig te helpen bij het beleven van hun Oblatenroeping.
HET CHABLAISFONDS VOOR DE MISSIES: DE VERDELING VAN DE FINANCIëN
Het laatste Algemeen Kapittel heeft besloten, dat jaarlijks 75% van de niet-geoormerkte beschikbare middelen van het Chablaisfonds voor de Missies gebruikt zullen worden voor interne taken in de regio’s en in de door de Congregatie erkende missiegebieden. Interne taken wil zeggen: vorming en roepingenpastoraal, gezondheidszorg, ouderdomsvoorzieningen en beheer. Ook werd besloten, dat de overige 25% gebruikt zullen worden voor projecten van Oblaten, hetzij in de regio’s en door de Congregatie erkende missiegebieden hetzij in missiesituaties (b.v. sociale gerechtigheid).
De commissie voor de verdeling van het fonds zal dit jaar een bedrag van 51.400 dollar doorsluizen naar regio’s en missies die hulp nodig hebben.
De commissie doet er alle moeite voor, dat het beschikbare geld verdeeld wordt naargelang de werkelijke behoeften binnen de Congregatie. Daarom is het van wezenlijk belang, gegevens te verstrekken, wanneer de commissie daarom vraagt. We staan aan het begin van een nieuw proces en het is vanzelfsprekend, dat bij de aanvang van iets nieuws niet alles meteen perfect gebeurt. Samenwerken van allen die betrokken zijn, zal ertoe bijdra-gen, dat de verdeling steeds meer beantwoordt aan ons rechtvaardig-heidsgevoel.
JUBILEUMFEEST IN PELLA
In 1882 stuurde onze Stichter de eerste Oblaten naar de missie in Namaqualand (Zuid-Afrika). Een van de toenmalige missionarissen was Pater Jean-Marie Simon; later werd hij als eerste Oblaat bisschop; hij stierf 50 jaar later op 21 november 1932. Zijn lichaam bevindt zich in de kathedraal van Pella, waar de eerste Oblaten hun moeizame missie begonnen zijn. Het zaad dat met zoveel offers uitgestrooid is in deze contreien, is uitgekiemd en heeft zich verbreid over twee bisdommen: Keimoes-Upington en Keetmanshoop.
Om deze feiten – 125 jaar aanwezigheid van Oblaten op het Afrikaanse continent en de 75ste sterfdag van bisschop Simon – te onderstrepen, zullen er in Pella feestelijkheden zijn. Op 6 en 7 december zullen de Oblaten en Oblatinnen van beide regio’s bijeen zijn op deze plek, die ons historisch begin op Afrikaanse bodem vormt. Samen met de mensen van de regio zullen ook geïnteresseerde diocesane priesters aan deze dankdienst deelnemen. Het hoogtepunt van het feest zal een plechtige Eucharistie zijn, die op 8 december wordt gevierd en waarbij ook de Apostolische Nuntius voor Zuid-Afrika en Namibië, Mgr. James Green, aanwezig zal zijn. Ik heb voor mezelf besloten, bij deze gelegenheid in Pella te zijn. Het is een gebeuren dat ons uitnodigt, niet alleen naar het verleden te kijken, maar dat ons op de toekomst wijst. Ik geloof dat het een gunstige gelegenheid is tot nadenken en bidden: over onze zending als Oblaten op het Afrikaanse continent; over de vraag, wat het in deze tijd betekent, missionaris te zijn onder zo’n geduldig volk op dit geliefde continent; tenslotte over de vraag, hoe we de uitda-gingen aankunnen die momenteel op de medebroeders van de beide regio’s afkomen.
Dezelfde missiegeest die we bij onze Stichter en bij bisschop Simon aantreffen, moge ons moed geven om onze zending in deze gebieden voort te zetten. De H. Geest moge ons het licht en de nodige krachten geven om te zien, waar wij heen moeten gaan.
Ik nodig jullie allen uit, zich in de geest en in jullie gebed bij deze plechtige vieringen aan te sluiten en te bidden voor onze aanwezigheid als Oblaten in de genoemde landen.
HERBENOEMING PROVINCIAAL VAN DE PROVINCIE TOLEDO-DETROIT
Tijdens de provinciebijeenkomst in juni j.l. heeft de provincie Toledo-Detroit haar keuzeproces voor een nieuwe leiding afgesloten. Op het eind daarvan werd pater David Whalen door de Generale Raad opnieuw tot provinciaal benoemd. Daarmee begint hij zijn tweede ambtsperiode. Als leden van de provinciale raad werden de paters Ronald Olszewski, Kenneth McKenna en Geoffrey Rose gekozen. Mogen het goddelijk licht en de goddelijke genade deze medebroeders aan de top van de provincie nooit ontbreken.
Onder de talrijke mooie en bemoedigende zaken die pater Konrad Eßer en ik daar mochten beleven, moet worden gewezen op de week “Salesiaans Leidinggeven”, waarbij veel jonge leiders van scholen en uni-versiteiten aanwezig waren. Deze mensen worden getraind om verspreiders te zijn van onze Salesiaanse spiritualiteit op de scholen en universiteiten waar ze studeren. Bovendien is dit normaal gesproken de groep jonge mensen waaruit de kandidaten voortkomen die zich tot het Oblatenleven geroepen voelen. Het gaat hier om een programma dat onze beide Amerikaanse provincies samen met de zusters van de Visitatie realiseren. Ik ben ervan overtuigd, dat de jonge mensen die hieraan hebben deelgenomen, “aan-gestoken” en vol geestdrift naar huis zijn gegaan. Moge God hen standvastig doen zijn in hun taak onder de studenten.
KEUZE VAN EEN NIEUWE LEIDING IN DE PROVINCIE WILMINGTON-PHILADELPHIA
Opnieuw een provincie die zich op haar leiders bezint.
De eerste stap werd gezet in een provinciebijeenkomst in juni, waarbij rond de 150 leden aanwezig waren. Het proces gaat in dit tweede semester verder. Eind oktober/november houd ik de kanonieke visitatie in deze pro-vincie, begeleid door mijn assistent pater Konrad Eßer. De keuze van de nieuwe provinciaal en de leden van de provinciale raad zal plaatshebben tijdens het provinciaal kapittel, dat komende januari gehouden wordt. Ik vraag jullie, dit voor deze provincie belangrijke moment – zij is de grootste van de Congregatie – in jullie gebed in te sluiten.
TROYES, FEBRUARI 2008
De viering van de honderdste sterfdag van de Stichter is niet zomaar een toevallige aanleiding: het is een moment van bijzonder gewicht en betekenis.
Er zijn al diverse dingen gepland. Op 2 februari 2008 – de honderdste sterfdag zelf – wordt een viering in Plancy voorbereid, met een bijeenkomst van Oblatinnen en Oblaten; ook bisschop Stenger en kloosterbroeders en -zusters van het diocees Troyes zullen erbij zijn. Dat waren die laatsten op de 2e februari al gewend. Zondag 3 februari zal er een viering plaatsvinden in de kathedraal van Troyes. Ook behoort een Mis uit Dankbaarheid in het Visi-tatieklooster in Troyes tot de plannen.
De Generale Raad heeft besloten, de bijeenkomst van de hogere oversten voor 2008 naar dezelfde periode te verschuiven, om te kunnen deelnemen aan de feestelijkheden. Besloten werd, van 4 tot 6 februari in Troyes bij elkaar te komen. Het thema zal dan zijn: Pater Brisson en het Geestelijk Directorium. Ook de leden van de Internationale Commissie voor Salesiaanse Studies (ICSS) zullen er aan deelnemen.
Vanzelfsprekend zijn alle Oblaten die aan de feestelijkheden ter ge-dachtenis van onze Stichter kunnen deelnemen, daartoe uitgenodigd. Ik vraag de geïnteresseerden, contact op te nemen met pater Michel Tournade, die in Troyes woont. Zijn e-mailadres luidt: mitournade@yahoo.fr.
SALESIAANSE BEDEVAART VOOR JONGE MENSEN
Het Algemeen Kapittel heeft de laatste keer gesproken over de salesiaanse opvoeding. De Algemeen Overste en zijn Raad kregen de opdracht, een commissie te benoemen, en overwegingen en concrete voorstellen op tafel te leggen, waardoor een concept over de salesiaanse opvoeding zou kunnen worden ontwikkeld. Een eerste stap in die richting is kortgeleden gezet.
Onze medebroeder pater Bill McCandless, directeur van de school Salesianum in Wilmington, en pater Bruno Lecoin, directeur van school en lyceum St. Michel in Annecy, organiseren op dit moment een salesiaanse bedevaart voor jonge mensen. Daaraan zullen studenten van onze ver-schillende scholen alsmede van scholen waar Oblaten als opvoeders werken, deelnemen. Maar ook Oblaten die deze opvoeding binnen hun takenpakket hebben. Andere Oblaten die eveneens graag zouden willen meedoen, zijn welkom. Ik nodig ze uit, met de eerstgenoemde pater in contact te treden; zijn e-mailadres luidt: wmccandl@salesianum.org.
De bedevaart vindt plaats van 15 t/m 20 juni 2008 in Annecy. De school St. Michel en de Franse Provincie zorgen voor logies voor de deelnemers. Het programma is in de maak en er worden diverse taken verdeeld onder de deelnemende scholen. Elke dag zal er een geestelijke oefening, een op-voedkundige en een sociale actie plaatshebben.
Het is een hele uitdaging, ons salesiaanse erfgoed onder jonge stu-denten en in de scholen waar we werken uit te dragen. Tegelijkertijd is duidelijk, dat scholen daarvoor de meest aangewezen plaats zijn. Het is noodzakelijk, dat wij daaromtrent met elkaar uitwisselen wat we op dit moment in die richting doen, en dat we met elkaar op zoek gaan naar nieuwe inzichten en nieuwe wegen, om deze taak met succes te verrichten. Laat ons daarom bidden, dat deze bedevaart naar de geografische plekken van onze oorsprong de jonge mensen van onze scholen geestdriftig mag maken om leerlingen en apostelen van de salesiaanse spiritualiteit te zijn.
OP ZOEK NAAR EEN GEZAMENLIJK BOEKHOUDSYSTEEM
In de Constituties (nr. 291) wordt aangegeven, dat iedere provinciaal econoom jaarlijks een financiële afrekening stuurt naar de Algemeen Econoom. Samen met Algemeen Econoom pater Robert Mancini heeft de Generale Raad vastgesteld, dat wij in onze Congregatie geen gezamenlijk boekhoudsysteem hebben. Pater Mancini heeft bij de vorige bijeenkomst van de hogere oversten daarover gesproken. Het is bijvoorbeeld momenteel om de genoemde reden moeilijk, een gezamenlijk uit-gangspunt te hebben over om het even welk onderdeel van inkomsten of uitgaven. Natuurlijk heeft elke provincie en regio haar eigen boekhoudsysteem, in over-eenstemming met de juridische eisen van het eigen land. Toch wil pater Mancini graag met de economen van provincies en regio’s in contact komen om stappen te ondernemen in de richting van een gezamenlijk boekhoudsysteem voor de hele Congregatie. Ik ben pater Mancini en zijn medewerkers hiervoor dankbaar.
MIJN AGENDA
In oktober en november ben ik, in begeleiding van mijn algemeen assistent pater Konrad Eßer, in de Verenigde Staten. In de eerste weken zullen we de kanonieke visitatie in de provincie Toledo-Detroit voortzetten. Eind oktober/november houden we dan de kanonieke visitatie in de provincie Wilmington-Philadelphia; deze provin-cie bevindt zich, zoals ik al vermeldde, op een bijzonder moment: de keuze van een provinciebestuur.
In december zal ik twee weken lang de medebroeders in Zuid-Afrika en Namibië bezoeken. Ik zal deelnemen aan de jubileumviering m.b.t. onze aanwe-zigheid in Afrika en de sterfdag van Monseigneur Simon.
In het komende jaar zal ik in het eerste semester de kanonieke visitatie van de Duitse en van de Nederlandse provincie houden. Beide provincies zullen een nieuw bestuur kiezen voor de komende jaren.
Ik weet dat ik rekenen kan op jullie kostbare gebed tijdens al deze visitaties. Ik ben daar zeer dankbaar voor.
P. Aldino José Kiesel osfs
Generaloberer
|
|